Großvater

Duits (de)

Naamval	Enkelvoud	Meervoud
Nominatief	Großvater m	Großväter
Genitief	Großvaters	Großväter
Datief	Großvater	Großvätern
Akkusatief	Großvater	Großväter

Wisselspelling

(Switsers:) Grossvater, meervoud: Grossväter

Met fraktuurletters

, meervoud:

Uitspraak

IPA:

Standaardtaal tot 1957: [ˈgroːsfaːtər], meervoud: [ˈgroːsfɛːtər]

Noord-Duitse en Middelduitse standaardtaal sedert 1957: [ˈgʀoːsfaːtɐ], meervoud: [ˈgʀoːsfɛːtɐ]

Suid-Duitse en Oostenrykse standaardtaal sedert 1957: [ˈg̊roːsfaːd̥ɐ], meervoud: [ˈg̊roːsfeːd̥ɐ]

Switserduitse standaardtaal: [ˈg̊roːsfaːtər], meervoud: [ˈg̊roːsfɛːtər]

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

Grootvader