Hulp:IPA: [ɦɑʊ̯t]
    
(lêer)
  1. tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van houden
  2. derde persoon enkelvoud teenwoordige tyd van houden
  3. (verouderd) gebiedende wys meervoud van houden
1.: Jij houdt.
2.:Hij, zij, het houdt.
3.: Houdt!

     Homofone

hout, houd, houwt