Nederlands (nl)

Stamtye
beweren beweerde beweerd  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik beweer beweerde
jij, u beweert
hij, zij, het beweert
wij, jullie, zij beweren beweerden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
beweer beweerd bewerend
 

  Uitspraak

Hulp:IPA: [bə.ˈʋɪː.rə(n)]
    
(lêer)

  Woordafbreking

be•we•ren

  Werkwoord

     Betekenisse

Beweer

     Voorbeeldsinne

«Trump heeft in november beweerd dat Time overwoog om hem opnieuw als persoon van het jaar aan te wijzen.»
Trump het in November beweer Time oorweeg dit om hom weer as hul persoon van die jaar aan te wys.[1]

  Verwysings