reiziger
Enkelvoud | Meervoud | |
---|---|---|
Naamwoord | reiziger | reizigers |
Verkleinwoord | reizigertje | reizigertjes |
- «Reizigers werden deze week gewaarschuwd om de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen.»
- Reisigers is vandeesweek gewaarsku om die nodige voorsorgsmaatregels te tref.
- Manlik. Telbaar.