Hulp:IPA: ['rɛɪ̯zəɣər]
(lêer)
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord reiziger reizigers 
Verkleinwoord reizigertje reizigertjes
Reisiger
«Reizigers werden deze week gewaarschuwd om de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen.»
Reisigers is vandeesweek gewaarsku om die nodige voorsorgsmaatregels te tref.
Manlik. Telbaar.