Hulp:IPA: ['rɛɪ̯də(n)]
Stamtye
rijden reed gereden  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik rijd reed
jij, u rijdt
hij, zij, het rijdt
wij, jullie, zij rijden reden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
rijd gereden rijdend
 
Ry; met voertuig of rydier voortbeweeg
«Hij is naar Kaapstad gereden»
Hy het Kaapstad toe gery.
«Er wordt daar hard gereden
Daar word hard gery.
Werkwoord van beweging.
By ongerigte beweging: inergatiewe werkwoord met hebben as hulpwerkwoord van die voltooide tye.
By gerigte beweging: ergatiewe werkwoord met zijn as hulpwerkwoord van die voltooide tye.
Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Sterke werkwoord van klas een.