Byvoeglike naamwoord
Stellend
Onverboë   destijds  
Verboë   destijdse  
Partitief   —  
Hulp:IPA: [dɛs.ˈtɛɪ̭ts]
    
(lêer)
des•tijds
Destyds
«Ze ontmoette de destijdse minister.»
Sy het die destydse minister ontmoet.
Bywoord
destijds
  1. destyds
«Ik woonde destijds in de Oost-Kaap.»
Ek het destyds in die Oos-Kaap gewoon.
Ontstaan uit die genitief van de tijd: des tijds.