Hulp:IPA: [ˈdrɪŋkə(n)]
(lêer)
Stamtye
drinkendronkgedronken  
Tydvorme
PersoonTeenwoordige TydVerlede Tyd
ikdrinkdronk
jij, udrinkt
hij, zij, hetdrinkt
wij, jullie, zijdrinkendronken
Gebiedende WysVoltooide deelwoordOnvoltooide deelwoord
drinkgedronkendrinkend
 
«Ze dronken een glas wijn.»
Hulle het 'n glas wyn gedrink.

    Eienskappe

Oorganklike werkwoord.
HulpwerkwoordeBedrywendLydend
Onvoltooidworden
Voltooidhebbenzijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Sterke werkwoord van klas drie.