Hulp:IPA: [ˈkapə(n)]
(lêer)
Stamtye
kapen kaapte gekaapt  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik kaap kaapte
jij, u kaapt
hij, zij, het kaapt
wij, jullie, zij kapen kaapten
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
kaap gekaapt kapend
 
kaap
«Het vliegtuig is gekaapt
Die vliegtuig is gekaap.
Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -te.
Meervoud van ☞ kaap..