Stamtye
smousen smouste gesmoust  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik smous smouste
jij, u smoust
hij, zij, het smoust
wij, jullie, zij smousen smousten
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
smous gesmoust smousend
 
Hulp:IPA: ['smɑʊ̯.sə(n)]
    
(lêer)
smou•sen
  1. (pejoratief) van Jode: Bedrieg, bedrieglike handel dryf[1]
  2. (Achterhoeks) Lekker eet, smul
Meervoud van ☞ smous.