Nederlands (nl)

Stamtye
spelen speelde gespeeld  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik speel speelde
jij, u speelt
hij, zij, het speelt
wij, jullie, zij spelen speelden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
speel gespeeld spelend
 

  Uitspraak

Hulp:IPA: [spe.lə(n)]
    
(lêer)

  Woordafbreking

spe•len

  Werkwoord

     Betekenisse

Speel

     Eienskappe

Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -de.


  Selfstandige naamwoord

     Betekenisse

Meervoud van ☞ spel.