Nederlands (nl)

  Uitspraak

Hulp:IPA: [ˌtɛl.də ˈʔɔp]
    
(lêer)

  Woordafbreking

tel•de op

  Werkwoord

     Betekenisse

  1. enkelvoud verlede tyd van optellen

     Voorbeeldsinne

1.: Ik telde op.
2.: Jij telde op.
3.: Hij, zij, het telde op.