Hulp:IPA: [bəˈdriɣə(n)]
(lêer)
Stamtye
bedriegen bedroog bedrogen  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik bedrieg bedroog
jij, u bedriegt
hij, zij, het bedriegt
wij, jullie, zij bedriegen bedrogen
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
bedrieg bedrogen bedriegend
 
Bedrieg
«De kiezers worden met nepnieuws bedrogen
Die keisers word met fopnuus bedrieg.
Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Sterke werkwoord van klas twee.