Stamtye
zwijgen zweeg gezwegen  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik zwijg zweeg
jij, u zwijgt
hij, zij, het zwijgt
wij, jullie, zij zwijgen zwegen
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
zwijg gezwegen zwijgend
Verdere vervoegings: zwijgen (vervoeging)
Hulp:IPA: [ˈzʋɛɪ̭.ɣə(n)]
    
(lêer)
zwij•gen
Swyg
Inergatiewe werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Onpersoonlik lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan nie attributief gebruik word nie.
Sterke werkwoord van klas een.
«Waar men niet over kan spreken, daar moet men over zwijgen.[1]»
Waarvan mens nie kan praat nie, daarvoor moet mens swyg.
verzwijgen
  1. Ludwig Wittgenstein