utata

Xhosa (xh)

Sonder kopulatief
Naamval	Enkelvoud	Meervoud
Nominatief	utata	ootata
Vokatief	tata	botata
Lokatief	kutata	kootata
Met kopulatief
Nominatief (positief)	ngutata	ngootata
Nominatief (negatief)	(k)akungutata	(k)akungootata
Met besitskakels: utata (possessief)

sonder kopulatief: [uˈtˀaːtˀa], vokatief: [ˈtˀaːtˀa]; lokatief: [kˀuˈtˀaːtˀa]; meervoud: [ɔːˈtˀaːtˀa], vokatief: [ɓɔˈtˀaːtˀa]; lokatief: [kˀɔːˈtˀaːtˀa]

met kopulatief: positief: [ŋguˈtˀaːtˀa], meervoud: [ŋgɔːˈtˀaːtˀa]; negatief: [(kˀ)akˀuŋguˈtˀaːtˀa], meervoud: [(kˀ)akˀuŋgɔːˈtˀaːtˀa]

(Jou vader, u vader, julle vader:) uyihlo; (sy vader, haar vader, hulle vader:) uyise