Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief муж
muž
мужи
muži
Genitief мужа
muža
мужей
mužej
Datief мужу
mužu
мужам
mužam
Akkusatief мужа
muža
мужей
mužej
Instrumentaal мужем
mužem
мужами
mužami
Prepositief муже
muže
мужах
mužach
IPA: [muʂ], genitief: [ˈmuʐə], datief: [ˈmuʐu], instrumentaal: [ˈmuʐɨm], prepositief: [ˈmuʐə]; meervoud: [muˈʐɨ], genitief: [muˈʐej], datief: [muˈʐam], instrumentaal: [muˈʐamʲi], prepositief: [muˈʐax]
Slavistiek: muž, meervoud: muži
ISO 9: muž, meervoud: muži
Library of Congress: muzh, meervoud: muzhi
GOST: muž, meervoud: muži
moezj, meervoud: moezji
мужъ, genitief: мужа, datief: мужу, akkusatief: мужа, instrumentaal: мужемъ, prepositief: мужѣ; meervoud: мужи, genitief: мужей, datief: мужамъ, akkusatief: мужей, instrumentaal: мужами, prepositief: мужахъ
Man, 'n volwasse manlike persoon.
мужчина


Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief муж
muž
мужья
muž'ja
Genitief мужа
muža
мужей
mužej
Datief мужу
mužu
мужьям
muž'jam
Akkusatief мужа
muža
мужей
mužej
Instrumentaal мужем
mužem
мужьями
muž'jami
Prepositief муже
muže
мужьях
muž'jach
IPA: [muʂ], genitief: [ˈmuʐə], datief: [ˈmuʐu], instrumentaal: [ˈmuʐɨm], prepositief: [ˈmuʐə]; meervoud: [muˈʐʲa], genitief: [muˈʐej], datief: [muˈʐʲam], instrumentaal: [muˈʐʲæmʲi], prepositief: [muˈʐʲax]
Slavistiek: muž, meervoud: muž'ja
ISO 9: muž, meervoud: muž´â
Library of Congress: muzh, meervoud: muzh´ıa͡
GOST: muž, meervoud: muž’ja
moezj, meervoud: moezjja
мужъ, genitief: мужа, datief: мужу, akkusatief: мужа, instrumentaal: мужемъ, prepositief: мужѣ; meervoud: мужья, genitief: мужей, datief: мужьямъ, akkusatief: мужей, instrumentaal: мужьями, prepositief: мужьяхъ
Eggenoot
супруг