Stamtye
scharen schaarde geschaard  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik schaar schaarde
jij, u schaart
hij, zij, het schaart
wij, jullie, zij scharen schaarden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
schaar geschaard scharend
 
Hulp:IPA: [ˈsχa.rə(n)]
    
(lêer)
scha•ren
  1. Toewys; onder 'n opskrif plaas, tot 'n groep reken
  2. zich ~ bij, onder, achter Skaar lid word, hom by 'n groep voeg
1
Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
2
Wederkerende werkwoord.
Die hulpwerkwoord van die voltooide tye is hebben.
Die voltooide deelwoord kan nie attributief gebruik word nie.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -de.
1.: «Dat schaar ik onder onervarenheid.»
Ek beskou dit as 'n teken van onervarenheid.
2.: «Hij schaarde zich achter de oppositieleider.»
Hy het hom agter die opposisieleier geskaar.
Meervoud van ☞ schaar.