Sien ook Schot
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord schot o schoten 
Verkleinwoord schotje schotjes
Hulp:IPA: [sχɔt]
    
(lêer)
Skoot; die afskiet van 'n geweer, pistool of boog
Naamwoord van handeling van schieten.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord schot o schotten 
Verkleinwoord schotje schotjes
Skot; afskeiding, afskorting
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord schot v schotten 
Verkleinwoord schotje schotjes
  1. (landbou) 'n koei wat eenmaal 'n kalf gekry het en die volgende jaar oorgeslaan het
  2. (visse)   Salmo trutta; die bruinforel
2.: zeeforel