Enkelvoud Meervoud
(sonder lidwoord) casa case
(met lidwoord) la casa le case
IPA: [ˈkaːsa], bepaald: [laˈkaːsa]; meervoud: [ˈkaːse], bepaald: [leˈkaːse]
  1. Huis
  2. Tuiste
a casa [a ˈkaːsa]: tuis.


Enkelvoud Meervoud
(sonder lidwoord) (met lidwoord) (sonder lidwoord) (met lidwoord)
  casa   la casa   cases   les cases
IPA: [ˈkazə], bepaald: [ləˈkazə]; meervoud: [ˈkazəs], (voor klinker, "b", "d", "g", "j", "l", "m", "n", "r", "v" en "z":) [ˈkazəz]; bepaald: [ləsˈkazəs], (voor klinker, "b", "d", "g", "j", "l", "m", "n", "r", "v" en "z":) [ləsˈkazəz]
Huis


Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief casa casae
Genitief casae casārum
Datief casae casīs
Akkusatief casam casās
Vokatief casa casae
Ablatief casā casīs
IPA:
klassieke Latyn: [ˈkasa], genitief: [ˈkasaɪ̯], akkusatief: [ˈkasã(m)], ablatief: [ˈkasaː]; meervoud: [ˈkasaɪ̯], genitief: [ka'saːrʊ̃(m)], datief: [ˈkasiːs], akkusatief: [ˈkasaːs]
Afrikaanse Kerklatyn: [ˈkɑːsɑ], genitief: [ˈkɑːseː], akkusatief: [ˈkɑːsɑm], ablatief: [ˈkɑːsɑ]; meervoud: [ˈkɑːseː], genitief: [kɑ'sɑːrœm], datief: [ˈkɑːsis], akkusatief: [ˈkɑːsɑs]
Italiaanse Kerklatyn: [ˈkaːsa], genitief: [ˈkaːse], akkusatief: [ˈkaːsam], ablatief: [ˈkaːsa]; meervoud: [ˈkaːse], genitief: [ka'saːrum], datief: [ˈkaːsis], akkusatief: [ˈkaːsas]
  1. Hut
  2. Huisie
  3. Pondok


Enkelvoud Meervoud
  casa     casas  
IPA:
Europees: [ˈkazɐ], meervoud: [ˈkazɐʃ], (voor klinker:) [ˈkazɐz], (voor "b", "d", "g", "l", "m", "n", "r", "v" en "z":) [ˈkazɐʒ]
Brasiliaans: [ˈkazɐ], meervoud: [ˈkazɐs], (voor klinker:) [ˈkazɐz], (voor "c", "f", "p", "q" en "t":) [ˈkazɐʃ], (voor "b", "d", "g", "l", "m", "n", "r", "v" en "z":) [ˈkazɐʒ]
Huis
em casa [ɐ̃j ˈkazɐ]: tuis.


Enkelvoud Meervoud
(sonder lidwoord) (met lidwoord) (sonder lidwoord) (met lidwoord)
  casa   la casa   casas   las casas
IPA:
Standaardtaal tot 1957:
[ˈkasa], bepaald: [laˈkasa]; meervoud: [ˈkasas], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [ˈkasaz], (voor "r":) [ˈkasaɾ]; bepaald: [lasˈkasas], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [lasˈkasaz], (voor "r":) [lasˈkasaɾ]
Noord- en Sentraal-Spaans:
[ˈkasa], bepaald: [laˈkasa]; meervoud: [ˈkasas], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [ˈkasaz], (voor "r":) [ˈkasaɾ]; bepaald: [lasˈkasas], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [lasˈkasaz], (voor "r":) [lasˈkasaɾ]
Karibies:
[ˈkasa], bepaald: [laˈkasa]; meervoud: [ˈkasah], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [ˈkasaɦ], (voor "r":) [ˈkasaɾ]; bepaald: [lasˈkasah], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [lasˈkasaɦ], (voor "r":) [lasˈkasaɾ]
Silwerrivier-Spaans:
[ˈkasa], bepaald: [laˈkasa]; meervoud: [ˈkasah], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [ˈkasaɦ], (voor "r":) [ˈkasaɾ]; bepaald: [lasˈkasah], (voor "b", "d", "g", "hi", "l", "m", "n", "v" en "y":) [lasˈkasaɦ], (voor "r":) [lasˈkasaɾ]
  1. Huis
  2. Tuiste
en casa Standaardtaal tot 1957:, Noord- en Sentraal-Spaans:, Silwerrivier-Spaans: [eŋ ˈkasa], Karibies: [ẽŋ ˈkasa]: tuis.
2. hogar