Tuis
Lukraak
Meld aan
Voorkeure
Skenkings
Inligting oor Wiktionary
Vrywaring
Soek
hoofd
Taal
Hou dop
Wysig
Inhoud
1
Nederlands (nl)
1.1
Uitspraak
1.2
Selfstandige naamwoord
1.2.1
Betekenisse
1.2.2
Voorbeeldsinne
Nederlands (nl)
Enkelvoud
Meervoud
Naamwoord
hoofd
o
hoofden
Verkleinwoord
hoofdje
hoofdjes
1
=
hoofd
,
2
=
gezicht
,
3
=
hals
,
4
=
schouder
,
5
=
borst
,
6
=
navel
,
7
=
buik
,
8
=
lies
,
9
=
penis
,
10
=
dijbeen
,
11
=
knie
,
12
=
been
,
13
=
enkel
,
14
=
voet
,
15
=
arm
,
16
=
elleboog
,
17
=
onderarm
,
18
=
pols
,
19
=
hand
Uitspraak
IPA
:
[
ɦofd̥
]
Selfstandige naamwoord
Betekenisse
(
anatomie
)
Kop
Hoof
; iemand met gesag oor ander.
Voorbeeldsinne
1. «Hij krabbelde op z'n
hoofd
.»
Hy het sy
kop
gekrap.
2. «Zij is
hoofd
van de afdeling.»
Sy is
hoof
van die afdeling.